Wat is petanque?

De geschiedenis van de sport 'pétanque'

De term 'jeu de boules' is een verzamelnaam voor balspelen. Onze spelsoort heet 'pétanque' en maakt onderdeel uit van deze balspelen. De geschiedenis van de sport 'pétanque', in de volksmond desalniettemin toch 'jeu de boules' genoemd, begint in een ver verleden.

Over het ontstaan van het jeu de boules-spel doen verschillende verhalen de ronde. Zeker is dat archeologen een paar ballen en een klein balletje hebben aangetroffen in de sarcofaag van een Egyptische farao. De oudheid hiervan wordt geschat op de 52e eeuw voor Christus. Het is helaas onbekend of deze ballen ook daadwerkelijk voor een balspel werden gebruikt. Wel is bekend dat in een latere periode de Grieken in hun gymnasia (sportscholen) al aan balwerpen deden en er een soort sport van maakten. Toen vervolgens de Romeinen met hun veroveringen bezit namen van grote delen van Europa namen zij veel over van de Grieken, waaronder ook dit balspel. De Romeinen voegden er echter een doelballetje aan toe en een soort jeu de boules-spel was ontstaanDe Romeinen exporteerden dit spel naar heel West-Europa en Noord-Afrika waarna er in de loop der tijd in diverse regio's allerlei varianten op dit spel werden bedacht.

Het principe van het balwerpen naar een doel is dus een oersport, die echter niet exclusief aan de Grieken en de Romeinen toegeschreven kan worden. Het is bekend dat ook de Inca's een gelijksoortig balspel kenden. Tot op de dag van vandaag schijnt het nog steeds door Noord-Amerikaanse Indianenstammen gespeeld te worden.

Omstreeks de 13e eeuw dook het spel weer op in Vlaanderen en Engeland. Dit balspel nam vervolgens een grote vlucht naar Zuid-Europa, met name naar Italië en Frankrijk. Hier werden de jeu de boules-spelen ontwikkeld die wij kennen onder de namen 'La Lyonnaise' (van oorsprong Italiaans), 'La Provençale' en 'La Longue' (in Zuid-Frankrijk). La Lyonnaise en La Provençale worden nog steeds in Centraal-Frankrijk (de Provence en de Midi) gespeeld en genieten daar een grote populariteit.

Het balspel raakte vervolgens door allerlei oorzaken in de vergetelheid en was zo goed als uitgestorven. Men moet een hele lange periode wachten om weer sporen van het spel terug te vinden.

De boules waar vroeger mee gespeeld werd waren gemaakt van een bepaald soort hard hout, waarbij voor de duidelijkheid gezegd moet worden dat de boules voor La Lyonnaise veel groter van omvang waren dan die gebruikt werden voor La Provençale.

Er bestonden toen al wel enkele spelregels maar veel stelden die niet voor. Er vielen dan ook allerlei trucs te bedenken om ongestraft een wedstrijd te winnen.

In het begin van de 20e eeuw raakte een beroemd speler van La Provençale, genaamd Jules de Noir, door een ernstige vorm van reuma minder valide. Mede hierdoor kon hij zijn zo geliefde sport niet meer beoefenen. Men moest namelijk bij La Provençale met het plaatsen van een boule op één been staan en bij het schieten moest men drie snelle passen maken en daar was Jules de Noir niet meer toe in staat. Hij zocht naar mogelijkheden om de bestaande regels zodanig aan te passen dat hij toch het spel kon blijven spelen, al was het maar in kleine vorm. Uit zijn geest ontsproot in 1910 in de Zuid-Franse badplaats La Coitat een aantal ideeën. Het is dan ook géén toeval dat de oudste boulodrome (speelterrein) zoals wij dat kennen zich in La Coitat bevindt. De sport 'pétanque' was geboren en werd in korte tijd zéér populair en verspreidde zich razendsnel over Zuid-Frankrijk. Daarna ging het als een olievlek verder over het gehele land.

Pétanque werd eerst genoemd 'avoir les pieds tanqués' (lees: 'beide voeten naast elkaar hebben') wat vervolgens verkort werd tot 'pieds tanqués' ('gesloten voeten') en later werd samengevoegd tot het hedendaagse 'pétanque'. Er werden dezelfde houten boules gebruikt als bij La Provençale. De boules, die nogal aan slijtage onderhevig waren omdat men op allerlei terreinen speelde, werden door enkele spelers voorzien van spijkers. Dit werd ook wel 'les boules cloutées' genoemd. De reden hiervan was snelle slijtage tegen te gaan en de boules zwaarder te maken. Veel spelers volgden dan ook dit voorbeeld. Dit duurde zo tot ongeveer 1920. Een zekere Jean Blanc ontwikkelde toen de metalen boules door twee halve bollen tegen elkaar te lassen. Dat gebeurde in een klein fabriekje in Saint-Bonnet-le-Château, een gemeente in het Franse departement Loire (regio Rhône-Alpes). De boules die daar worden gemaakt dragen tot op de dag van vandaag de naam van hun ontwerper Jean Blanc: 'Les boules JB'. Veel later volgden andere fabrikanten dit voorbeeld en kwamen er ook andere merken op de markt. Ook zij hanteerden het door Jean Blanc ontwikkelde productieproces met de twee halve bolle


Na veel moeilijkheden werd het spel in 1945 verder gereglementeerd en werd de Fédération Internationale de Pétanque et Jeu Provençal (F.I.P.J.P.) opgericht. Al snel volgde het ene toernooi na het andere met uiteindelijk het gigantische toernooi in het pétanque-mekka bij uitstek: het 'Parc Borely' in de Zuid-Franse havenstad Marseille. De naam van dit jaarlijkse spektakel: 'Le Mondial la Marseillaise à Pétanque'. Tegenwoordig nemen aan dit toernooi ruim 4.500 equipes deel. Een totaal van zo'n 13.500 spelers dus! Er wordt gespeeld volgens een systeem van directe eliminatie waarbij enorme geldbedragen kunnen worden verdiend.

In het speelseizoen zijn er velen die, door dagelijks toernooien te spelen, hun brood verdienen met het pétanque. In de naoorlogse jaren krijgen beroemde en beruchte pétanque-spelers zéér kleurrijke bijnamen. Enkele voorbeelden hiervan zijn Robert Trovatelli bijgenaamd 'Otello', Jean Tricon bijgenaamd 'Le Japonaise' en niet te vergeten de beruchte speler uit de vooroorlogse periode Donato bijgenaamd 'Bimbo'.

Materiaal

Om de sport 'pétanque' goed te kunnen spelen heb je officiële wedstrijdboules nodig, geen zogenaamde 'camping-boules' die je in de bouw- of supermarkt koopt en glimmen alsof iemand ze net urenlang heeft opgepoetst. Camping-boules zijn een soort van spelvervalsing en wel om de volgende redenen:

  • Camping-boules zijn gemaakt van zeer zachte inferieure metaalsoorten, ook voldoen ze veelal niet aan de gestelde gewichtseisen.

Stel: een speler met wedstrijdboules voert het perfecte schot uit op een camping-boule (dit is een zogenaamde 'carreau sur place' waarbij de boule waarmee wordt geschoten op exact dezelfde plaats blijft liggen als de boule die is weggeschoten) dan zal het resultaat echter verre van perfect zijn. Omdat de camping-boule uiterst zacht is zal deze de kracht van het schot met de harde wedstrijdboule niet in een gelijke mate absorberen. Ter illustratie: het is een beetje het idee van met een basketbal op een pingpongbal schieten. De pingpongbal vliegt wel weg maar de basketbal vliegt net zo hard (of zelfs harder) mee.

  • Een wedstrijdboule wordt met zorg gemaakt, is uitgebalanceerd en als dusdanig gecertificeerd door de fabrikant. Zou je een wedstrijdboule exact in tweeën delen dan is de ene helft net zo zwaar als de andere en zie je dat ook de wanden van de boule een gelijkmatige dikte hebben. Ook zul je geen luchtbelletjes in het metaal zien of losgeschoten stukjes metaal in de kern van de boule (lees: een boule is hol). Zou je een camping-boule doormidden delen dan kan het zijn dat het ene deel 60% van het totaalgewicht is en het andere deel 40%. Ook zul je zien dat de wand van de camping-boule niet gelijkmatig van dikte is waarbij het waarschijnlijk is dat je luchtbelletjes en losgeschoten stukjes metaal ziet.

Samengevat: camping-boules zijn ongebalanceerd maar bovenal ook niet gecertificeerd waardoor je er geen officiële- maar ook geen interne toernooien bij Pétanque Union Bois le Duc mee mag spelen!

Een wedstrijdboule heeft een minimaal gewicht van 650 gram en een maximaal gewicht van 800 gram. De minimale diameter is 70,5 millimeter en de maximale 80,0 millimeter.

In elke wedstrijdboule is een serienummer, het gewicht en het merk gegraveerd. Zonder deze gegevens is het een 'boule loisir': een vrije tijdsboule. Met een 'boule loisir' mag je op officiële toernooien en competities niet spelen! Het serienummer mag overigens niet onleesbaar zijn anders kan een scheidsrechter de boule afkeuren waarna je niet meer verder mag spelen (tenzij je nog een andere set boules hebt die wel voldoet aan de regels)

Er bestaan gladde boules, die worden meestal door tireurs (schutters) gebruikt, en boules met verschillende soorten ringversiering. Die worden door de pointeurs (plaatsers) gebruikt.

Een pointeur speelt vaak met kleinere boules dan een tireur en gebruikt boules met veel ringversieringen om op die manier een betere grip op het terrein te krijgen. Met iets kleinere boules is het voor de pointeur ook eenvoudiger om met effect te spelen.

Een tireur speelt meestal met grotere, zachte boules. Zachte boules zorgen ervoor dat de boules meer demping hebben waardoor deze na het schot minder ver weg springen.

Officiële wedstrijdboules koop je bij een goede, veelal wat grotere sportzaak.

Het but is van hout, meestal buxushout, of van kunststof. De toegestane doorsnee is minimaal 25 millimeter en maximaal 35 millimeter. Het mag verschillende kleuren hebben en is rond

Het kiezen van de juiste boules

Het kiezen van de juiste boules hangt samen met een aantal zaken:

· De grootte van je hand.

· De rol die je wilt vervullen in het team.

· 'Het gevoel'.

Het is belangrijk dat je boules kiest die goed in je hand passen: ongeveer half erin en half erbuiten, zoals getoond op het plaatje hieronder.

Om dit te testen pak je de boule vast met twee handen. Omsluit vervolgens de boule. Deze dient nu volledig omsloten te worden door beide handen, duim tegen de wijsvinger. Deze test biedt overigens géén enkele garantie dat je ook daadwerkelijk de voor jou meest geschikte boules aanschaft. Het is slechts een richtlijn die het wat makkelijker maakt om zogezegd 'door de bomen het bos te vinden'.

Beginners moeten zeker geen extreme maten nemen: de maten van een tussenpersoon (milieu) zijn dan het meest geschikt: 710 of 720 gram, 1 of 2 groeven, 73 of 74 mm, 125 kg/mm2.

Een plaatser (pointeur) kiest een bal waarmee hij goed kan plaatsen. De daarvoor geschikte boules zijn wat zwaarder (> 720 gram) en zijn gegroefd waardoor ze een betere grip hebben op het terrein. De boules van een plaatser zijn meestal ook kleiner (rond 72 millimeter) waardoor ze door een schutter (tireur) moeilijker te raken zijn. Ook zijn de boules harder (125 kg/mm2) daar ze minder demping nodig hebben (er wordt tenslotte vrijwel nooit mee geschoten). Bijkomend voordeel is dat ze minder snel slijten.

Een schutter (tireur) kiest een bal waarmee hij goed kan schieten (door de lucht). De daarvoor geschikte bal is makkelijk te gooien en meestal ook lichter (< 720 gram). De boules van een schutter zijn vaak glad, zonder groeven, waardoor ze minder last ondervinden van (lucht-)weerstand en wervelingen. De boules van een schutter zijn meestal groter (rond 76 millimeter) waardoor de kans groter is te raken. Ook zijn de boules van een schutter zachter (110 kg/mm2) waardoor ze beter schokken absorberen en daardoor beter blijven liggen.

Werphoudingen en worpsoorten

Een goede worp is er één waarbij het lichaam in balans is en de beweging die het lichaam maakt beheerst maar vloeiend is, zonder onderbreking.

Het is ook bijzonder belangrijk de boule goed na te wijzen, met de vingers gesloten tegen elkaar en de vlakke hand wijzend in de richting (lees: baan) die de boule moet afleggen naar het but of de te schieten boule.

Pétanque kent slechts twee manieren waarop men de boules speelt: zittend (gehurkt) of staand. In beide gevallen blijven de voeten aan de grond.

 Zowel in de gehurkte als staande positie zijn er diverse manieren waarop men een boule kan spelen. Een speler kan plaatsen (pointeren) om een punt te scoren maar een speler kan ook schieten (tireren) om het punt te scoren of om één of meerdere boules (en daarmee punten!) van de tegenstander weg te spelen. Bij plaatsen en schieten zijn er verschillende manieren om dit te doen.

Plaatsen (pointeren)

De boule wordt bij deze worp gehurkt of half voorover gebogen gespeeld. Bij het rollen raakt de boule binnen een afstand van 2 tot 5 meter van de werkcirkel de grond (op de donnée), waarna deze verder rolt richting het but. Voor deze worp is het belangrijk dat de baan goed wordt bekeken, daar er veel onregelmatigheden op de baan kunnen voorkomen.

Bij de halfhoge gooi wordt de boule met een boog gespeeld zodat deze halverwege de werpcirkel en het but de grond (op de donnée) raakt. Hoe hoger je de boule gooit, hoe korter de boule zal uitrollen. Het uitrollen wordt ook bepaald door de bodemgesteldheid. Ook is bij deze worp de mate van tegeneffect, waarbij de boule als het ware terug wil rollen of niet doorrolt, vooral bij harde ondergrond belangrijk.

Bij een hoge gooi wordt de boule zéér hoog in de lucht gegooid zodat deze bijna verticaal naar beneden valt. De boule raakt de grond (op de donnée) minder dan 1 meter van het but. Ook is bij deze worp de mate van tegeneffect, waarbij de boule als het ware terug wil rollen of niet doorrolt, vooral bij harde ondergrond belangrijk.

Schieten (tireren)

Bij dit schot wordt de boule zo krachtig mogelijk gespeeld, waarbij de boule 3 tot 4 meter voor het doel de grond (op de donnée) raakt. Het grote nadeel van dit schot is dat de gespeelde boule alle onregelmatigheden van het terrein tegenkomt, waardoor er minder controle is. Het resultaat van het schot is dus zeker niet voorspelbaar.

Een van de meest voorkomende redenen dat een tireur de boule van de tegenstander mist is dat de gespeelde boule over de weg te schieten boule springt (met name bij harde banen). Om dit te voorkomen kan een tireur het beste kort schieten. Laat de gespeelde boule 20 tot 30 centimeter voor de weg te schieten boule landen. De aanvallende boule rolt door en ketst die van de tegenstander weg. Deze worp is alleen geschikt voor zanderig en vlak terrein. Zelfs het kleinste steentje kan er voor zorgen dat de tireur zijn doel mist.

Dit type schot wordt voornamelijk gebruikt op onregelmatig terrein. De tireur moet de boule van de tegenstander recht in het midden raken, een schot op het ijzer dus. Dit is het moeilijkste schot, dat veel nauwkeurigheid vereist. De boule van de tegenstander treffen zonder daarbij de grond te raken. Het perfecte schot noemt men een 'carreau' of een 'blijver'. Als de boule waarmee wordt geschoten daarbij op exact dezelfde plek blijft liggen als de weggeschoten boule dan spreekt men over een 'carreau sur place'.

Spelen met effect

Het is ook mogelijk een boule met effect te plaatsen om op die manier boules (al dan niet van de tegenstander) of onregelmatigheden op het terrein te omzeilen. Door de boule op verschillende wijzen los te laten creëer je een effect linksom of rechtsom. Dit doe je als volgt:

  • Hand neutraal: de boule gaat recht vooruit.
  • Hand naar buiten gedraaid: linksom effect.
  • Hand naar binnen gedraaid: rechtsom effect.

Je kunt een boule ook met tegeneffect schieten door als het ware een trekkende beweging (contra-effect) aan de te werpen boule te geven. Dit wordt ook wel een 'getrokken boule' genoemd. Op het moment dat de gespeelde boule de weg te schieten boule raakt zal deze terug komen, in de richting van de werpcirkel. Door de gespeelde boule enigszins schuin te werpen is het mogelijk de gespeelde boule naar links of naar rechts te laten gaan ten opzichte van de zojuist geschoten boule.

Termologiën

Als je pétanque speelt ontkom je er niet aan dat je wordt gebombardeerd met Franse termen. Om deze termen wat sneller te begrijpen kun je de volgende lijst met gebruiken


Arrête ----- Stop, blijf liggen, rol niet verder.

Avoir l'avantage ----- De voordeelsituatie hebben. Hierbij heeft u meer boules dan uw tegenstander of bij een gelijk aantal heeft u een punt op het terrein liggen.

Balancier ----- De armzwaaibeweging.

Bâtard ----- Een punt dat niet goed maar ook niet slecht is. De tegenstander aarzelt of hij zal schieten of niet.

Biberon ----- Hierbij liggen boule en but tegen elkaar aan.

Bien joué ----- Mooie bal, goed gespeeld. Vooral veel zeggen in Frankrijk.

Bombardier ----- Een (goede) schutter

Bouchon ----- Andere naam voor but.

Boule ----- Bal, bol, kogel. De metalen bal waarmee pétanque wordt gespeeld.

Boule de fort ----- Een variant van jeu de boules uit het Maine-Loiregebied.

Boules collées ----- Kleefballen, boules die helemaal tegen elkaar liggen.

Boules glissés ----- Gladde boules, boules die géén groeven hebben.

Boules quadrillées ----- Ruwe boules, boules met veel groeven.

Bouliste ----- Een jeu de boules-speler.

Boulodrome ----- Jeu de boules-speelterrein. 

Boulomane -----Een jeu de boules-liefhebber.

But ----- Doelballetje, mikballetje, het kleine houten balletje dat bij pétanque als doel dienst doet.

Canonnier ----- Een (goede) schutter.

Caresser ----- De andere boule aaien.

Carreau ----- Na het tireren ligt de geworpen boule nog steeds in het spel echter niet op dezelfde plek als de boule die is weggeschoten.

Carreau sur place ----- Na het tireren ligt de geworpen boule op de exact dezelfde plek als de boule die is weggeschoten.

Chiqué ----- Net de andere boule schampen.

Cochonnet ----- Andere naam voor but.

Couloir ----- De haag gevormd door toeschouwers.

Demi-portée ----- Het pointeren van een boule zo dat deze halverwege de werpcirkel en het but neerkomt en verder rolt.

Donnée ----- Plaats op het terrein waar de boule neerkomt.

Doublette ----- Een team dat uit 2 spelers bestaat (doublet). Elke speler speelt met 3 boules.

Enlever ----- Weghalen.

Être court ----- Een te kort gespeelde boule.

Être long ----- Een te lang gespeelde boule.

Faire les mains ----- Twee tegen één spelen.

Fanny, embrasser Fanny of faire Fanny ----- Uitdrukkingen die gebruikt worden als je een wedstrijd met 0-13 verliest en Fanny's billen moet kussen.

Fuser ----- Een boule die wegrolt, na over een obstakel gegleden te zijn.

Gagner le point ----- Het punt winnen, een boule dichterbij het but leggen dan die van de tegenstander.

Gagner! ----- Uitroep van het team wat het 13e punt maakt. Verzeker je ervan niet te vroeg roepen!

Gari ----- Andere naam voor but.

Glisser ----- Een glijdende/rollende boule pointeren op 8 meter met een donnée op 3 meter van de werpcirkel.

Jeu Provençal ----- Een spel dat op petanque lijkt en gespeeld wordt op een terrein van 15 x 21 meter. Men pointeert op één voet. Tireren gaat met een aanloop van drie passen vanaf de werpcirkel.

Jouer 'sur main' ----- Bovenhands spelen, spelen met de rug van de hand naar de grond gekeerd.

Lâcher ----- Een glijdende/rollende boule pointeren op 6 meter met een donnée op 3 meter van de werpcirkel.

Let ----- Andere naam voor but.

Lyonnaise (Boule Lyonnaise) ----- Jeu de boules-spel met een aanloop bij het schieten.

Marquer les boules of Marquer le but ----- De boules of het but markeren. Twee streepjes die elkaar kruisen en op het terrein onder de boule of het but getrokken worden om zo de plaats ervan aan te geven.

Mène ----- Werpronde, de periode vanaf het werpen van het but tot het moment waarop de laatste boule geworpen is en waarna het but opnieuw moet worden geworpen.

Milieu ----- De middelste speler in een triplet, die zowel plaatsen als schieten kan.

Oreille ----- Een boule van boven opzij raken, bijv. om de but te laten liggen.

Pailler ----- Meten met een takje of een strootje.

Palet ----- Wat wij noemen 'een blijver'. De gespeelde boule blijft na het treffen ongeveer binnen 50 centimeter van de geschoten bal.

Pas droit ----- Niet recht gegooid.

Petit ----- Andere naam voor but.

Pointeur ----- Een plaatser.

Portée ----- Een zéér hoge worp van een boule die dicht bij het but neerkomt.

Poussette ----- Een andere boule een klein zetje geven.

Raclette, raffle, raspaille ----- De boule wordt rollend over de grond geschoten.

Raser ----- Rakelings erlangs schieten (en de boule als het ware scheren).

Ronde ----- Werpcirkel, de cirkel die men op het terrein trekt en waarin men moet staan wanneer boule of but worden geworpen.

Roulette ----- Rollend spelen.

Sautée ----- Over andere boule heen op ijzer tireren.

Sport-boules ----- Een variant van jeu de boules uit de omgeving van de Zuid-Franse stad Lyon.

Stries ----- Groeven, de lijnen die in de boule zijn gegraveerd.

Sur la tête ----- Een boule bovenop raken (als ware het in z'n gezicht).

Tetard ----- Andere naam voor biberon.

Tête à tête ----- Eén tegen één. Elke speler speelt met drie boules.

Tirer ----- Tireren, een boule of but raken met de bedoeling deze in een andere positie te spelen (beter nog: uit het spel te spelen).

Tirer à la rafle ----- Over de grond schieten (slepend schieten).

Tirer au fer ----- Direct op het ijzer de andere boule raken.

Tireur ----- Een speler die voornamelijk schiet.

Toucher ----- Aanraken.

Tourner une boule ----- Links of rechts effect geven, zodat de boule een bocht naar links of rechts maakt.

Triplette ----- Een equipe dat uit 3 spelers bestaat (triplet). Elke speler speelt met 2 boules.

Une boule avant (et une boule d'argent) ----- Een boule ervoor (is een boule van zilver).